De NTA 7914 beschrijft de maatregelen voor het tijdelijk gebruik van arbeidsmiddelen in gevarenzones. Een belangrijke maatregel om in gevarenzones normale arbeidsmiddelen te kunnen gebruiken is het zogenaamde dezoneren.
Dezoneren betekent dat we de gevarenzone tijdelijk opheffen. Dit doe je niet zomaar even, want anders zou je kunnen zeggen, ik gebruik een normale telefoon en elke keer als ik de gevarenzone in ga, heb ik eerst gedezoneerd. Dat is niet de bedoeling.
Dezoneren is in feite het omgekeerde van het bepalen van de gevarenzones. In de NPR 7910-1/-2 vind je ook situaties die je niet als een gevarenzone behoeft te beschouwen, zoals bijvoorbeeld het “technisch dicht” zijn van leidingen en verbindingen. Hiermee kun je ook kijken hoe je gevarenzones tijdelijk kunt opheffen.
Er zijn meerdere mogelijkheden om te dezoneren.
- Verwijderen van brandbare gassen, dampen, vloeistoffen of stoffen.
- De gevarenbronnen wegnemen of deactiveren of declassificeren. Door het wegnemen van de gevarenbron kun je het gebied tijdelijk als een NGG beschouwen.
- Brandbare gassen, dampen, vloeistoffen of stoffen omleiden naar een andere plaats.
- Het inwendige inertiseren, door de zuurstof te verdringen. Dit is niet een goede oplossing als je in deze ruimte ook wilt gaan werken, dan zul je immers ademlucht moeten gebruiken.
- Stoppen met een proces of handelingen. Door bijvoorbeeld te stoppen met tapwerkzaamheden, kun je doorgaans de zoneklasse verlagen of naar NGG (niet gevaarlijk gebied).
- Ventileren of afzuigen. Door extra te ventileren of af te zuigen kunnen we de gevarenzone reduceren of wegnemen.
- Fysiek de gevarenzone afschermen. Door het plaatsen van een wand of een scherm is het mogelijk om de gevarenzone te beperken. Uiteraard moet worden aangetoond of de afscheiding voldoende in staat is om gassen, dampen, vloeistoffen en stoffen tegen te houden.
- Isoleren van het werkgebied. Door bijvoorbeeld een tent te plaatsen en deze op overdruk te houden met lucht uit NGG, kun je een veilige werkomgeving maken. Uitval van ventilatie moet uiteraard worden gedetecteerd en daarna moeten passende maatregelen worden genomen, denk aan het automatisch afschakelen van de spanning.
Rondom leidingen en appendages is het wegnemen van de gevarenbronnen en het stoppen met werkzaamheden, zoals tappen, een voor de hand liggende methode om te dezoneren.
Hoe neem je gevarenbronnen weg of kun je stellen dat er tijdelijk geen gevarenbron is. Hiervoor kun je de informatie gebruiken uit de NPR 7910-1 par. 7.5.1. Onder voorwaarde dat er altijd voldoende ventilatie is, minimaal een verversingsvoud (VV) van 1, zonder mechanische hulpmiddelen, hoef je onderdelen die technisch dicht zijn niet als een gevarenbron te beschouwen. Hiervoor gelden een aantal voorwaarden, waarvan we hier de belangrijkste noemen:
- Installatie is goed ontworpen, aangelegd en onderhouden.
- Periodieke lektesten zijn uitgevoerd.
- Controle van de dichtheid met lekdetectie of gasdetectie.
Gevarenbronnen, zoals schroefdraad-, flens- en knelverbindingen hoef je op basis van bovenstaande niet meer als gevarenbron te zien. Bij voorkeur verlaag je de druk tot onder 0,5 bar (omdat dit als voorbeeld in par. 7.5.1 wordt genoemd), maar ook bij hogere drukken kun je schroefdraad-, flens- en knelverbindingen die niet of aan slechts zeer geringe procestemperatuurvariaties, drukstoten of trillingen worden blootgesteld declassificeren. Uiteraard moet je hierbij wel naar de aard van de werkzaamheden gaan kijken, indien we gaan trekken aan leidingen, dan kunnen er juist lekkages ontstaan.
Mocht je gevarenbronnen wegnemen op basis van NPR 7910-1 par. 7.5.1. dan is het gasvrij-verklaren van de omgeving erg belangrijk en draag je tijdens de werkzaamheden altijd gasdetectie.
Voor stofexplosiegevaar staan in par. NPR 7910-2 par. 5.5.3.2.5 een aantal voorbeelden die je als geen gevarenbron mag beschouwen.
Indien je hebt gedezoneerd naar NGG, kun je met normaal gereedschap de werkzaamheden gaan uitvoeren.
Tot slot
Er zijn veel manieren om te dezoneren en je kunt verschillende maatregelen ook combineren, zoals proces stop zetten en extra ventilatie inzetten.
Waar we vooral goed op moeten letten is dat er juist geen extra gevaren en risico’s ontstaan, die niet meer in verhouding staan tot het uitvoeren van de tijdelijke werkzaamheden.