Tijdens het beoordelen van ATEX zones of gevarenzones gaan we na waar mogelijke gevarenbronnen in en bij een installatie aanwezig kunnen zijn. Een lekkage van een flens of een schroefdraadverbinding in een gas- of vloeistofleiding wordt normaal gesproken beschouwd als een secundaire gevarenbron en geeft een zone 2.
De vraag zou je kunnen stellen of we dit niet als een calamiteit moeten beschouwen, want calamiteiten zijn uitgezonderd van de NPR 7910-1 / -2.
In de normen voor het vaststellen van gevarenzones, NPR 7910-1/-2 en ook in de IEC 60079-10-1/-2, wordt gesproken over het catastrofaal bezwijken van een installatie. Calamiteiten of catastrofaal bezwijken valt buiten het toepassingsgebied van de normen voor het classificeren van zones.
In de NPR 7910-1 en -2 wordt het volgende aangegeven:
- De praktijkrichtlijn is niet van toepassing op het ontstaan van een explosieve atmosfeer als gevolg van een catastrofaal bezwijken van de installatie of delen er van.
Dit betekent niet dat we geen risicobeoordeling moeten maken van een installatie, waarbij rekening moet worden gehouden met foutcondities of bezwijken van een installatie. Voor een procesinstallatie denken we dan al gauw aan een HAZOP (Hazard and Operability studie) of een foutenboom analyse HAZAN (Hazard Analysis) of een andere methodiek om risico’s te analyseren. Uit deze studies zou kunnen blijken dat er toch gevarenzones worden gedefinieerd, om hiermee aanvullende maatregelen te nemen en het risico op een explosie voldoende te kunnen beheersen.
Calamiteiten worden voorkomen door met name goed ontwerp van installaties en goede inspectie, bedrijfsvoering en onderhoud.
Voorbeelden van calamiteiten en mogelijk niet zoneren:
- Bij transport van vaten of IBC (UN-verpakking en gesloten) met een heftruck dient rekening te worden gehouden met het lekraken van vaten door het transport, bijvoorbeeld de heftruck prikt met de lepels in een IBC. Het is ongebruikelijk om op basis hiervan te gaan zoneren, maar wel moet worden nagedacht en beschreven hoe dit risico kan worden beheerst. Organisatorische maatregelen zullen hier zeker noodzakelijk zijn.
- Het scheuren van een reactorvat of het afbreken van leidingen wordt beschouwd als een calamiteit en niet meegenomen in de gevarenzone-indeling.
- Het breken van een gelaste stalen leiding wordt gezien als een calamiteit. Dus een gevarenzone wordt niet toegepast bij gelaste stalen leidingen.
Voorbeelden van GEEN calamiteiten, dus wel zoneren.
- Tijdens het overtappen van een brandbare vloeistof (met laag vlampunt) is het mogelijk dat wordt gemorst. Dit is geen calamiteit, maar is een te verwachten situatie. Hier is zonering noodzakelijk.
- Door een onjuiste handeling tijdens het dichtdraaien van een gasleiding en het openen van een afblaasleiding is het mogelijk dat er een grote gaswolk vrij kan komen. Hier is zonering noodzakelijk en waarschijnlijk ook een grotere zone-omvang.
- Een lekkende flensverbinding is geen catastrofaal bezwijken en normaalgesproken een secundaire gevarenbron en geeft een zonering. In de NPR 7910-1 worden uitzonderingen hierop gegeven, denk bijvoorbeeld aan een aardgasleiding op lage druk. Hier worden extra voorwaarden gesteld, zoals goed ontwerp en vooral goed onderhoud en inspectie en ventilatie.
- Een afdichting van een pomp kan gaan lekken en geeft een gevarenzone.
- Een flexibele verbinding kan scheuren, waardoor er een stofwolk naar buiten kan komen. (uitzondering: dubbelwandige flexibels)
Geen gevarenbron bij een flens
In de NPR 7910-1 vind je een aantal voorbeelden waarbij je een flens of schroefkoppeling niet als een gevarenbron hoeft te zien:
- Flens-, schroefdraad- en knelverbindingen en appendages met een inwendige druk kleiner dan of gelijk aan 0,5 barg.
- Flens-, schroefdraad- en knelverbindingen die niet of aan slechts zeer geringe procestemperatuurvariaties, drukstoten of trillingen worden blootgesteld.
Maar let op!
Hier worden wel extra voorwaarden gesteld:
- Onderdelen waarbij kan worden aangetoond dat door goed ontwerp, beproeving, goede constructie, goed onderhoud en goede bedrijfsvoering de kans op vrijkomen van brandbare stof ook onder abnormale bedrijfsomstandigheden en bij storingen verwaarloosbaar klein is en de installatie technisch dicht is. Het technisch dicht zijn kan worden aangetoond door periodieke controles of testen. Zie NEN-EN 1127-1 voor meer informatie rondom technisch dicht.
- De constructie van een gesloten systeem kan aan specifieke constructienormen voldoen, zodat de kans op lekkages verwaarloosbaar klein is. De gevarenzone-indeling vereist dan een complete beoordeling van deze installatie. Dus er dient gecontroleerd te worden of de installatie daadwerkelijk aan de constructienormen voldoet. Bij deze beoordeling hoort rekening te worden gehouden met het ontwerp, de installatie, de bediening, het onderhoud en het toezicht.
- Een voorwaarde bij het technisch dicht zijn is dat accumulatie van vrijkomende brandbare stoffen niet kan plaatsvinden, het ventilatievoud dient minimaal eenmaal per uur te zijn, zonder mechanische hulpmiddelen.
Voldoe je aan al deze voorwaarden dan hoef je niet te zoneren, maar één en ander dient met goed inzicht te worden beschouwd.
Dezoneren
Stel dat flensverbindingen nu wel zijn gezoneerd en je wilt de gevarenzone tijdelijk opheffen, dan ga je dus kijken of de installatie tijdelijk als technisch dicht kan worden beschouwd. Hierbij pas je de voorwaarden toe zoals die zijn beschreven bij “Geen gevarenbron”.
Je past de gestelde voorwaarden toe, gaat voorafgaand en tijdens de werkzaamheden controleren (gasdetectie) of er geen explosieve gassen of dampen aanwezig zijn en legt dit vast op een werkvergunning. Bij poeders stel je vast dat er geen stof aanwezig is of vrij kan komen.