Moet ook het inwendige van apparatuur gezoneerd worden?

Let op! Berichten kunnen verouderd zijn, controleer altijd de actuele wet- en regelgeving.

Ja, indien er sprake is van een explosieve atmosfeer in het inwendige van apparatuur, dan dient dit ook te worden ingedeeld in gevarenzones.

Een praktijkvoorbeeld, naar aanleiding van een inspectie door ISZW wordt de volgende opmerking gemaakt:

In het explosieveiligheidsdocument is opgenomen: de stofwolken ontstaan alleen in het inwendige van de menger en derhalve is een zonering niet aanwezig. Deze beoordeling over de verwerking van brandbare vaste stoffen is onjuist.

Situatieschets van de menginstallatie voor poeders

Voor een installatie waarin poeders worden gemengd in een peddelmenger, was in het explosieveiligheidsdocument (EVD) aangegeven dat het brandbare poeders betrof, die in fijn verdeelde vorm werden gemengd in een menger.

Een aantal eigenschappen van het poeder:

  • Kst = 140 bar.m/s
  • St. 1 = stofklasse 1
  • MIE = 30 – 100 mJ (o.I)
  • Gemiddelde korrelgrootte = 90 µm
  • MOT = 450 °C
  • T5mm = 440 °C

In het EVD was bij de zoneringsplicht opgenomen dat het inwendige van de menger niet gezoneerd behoefde te worden. De argumentatie hiervoor was, dat voor het inwendige van apparaten een zonering niet nodig is.

Ook inwendige van apparaten zoneren

Niet zoneren omdat het het inwendige van apparaten betreft, is onjuist. Ook in het inwendige van apparaten kunnen zich explosieve atmosferen voordoen. Derhalve zal daar ook moeten worden gezoneerd.

Toelichting

In artikel 8 van de ATEX 153 richtlijn vinden we o.a. het volgende terug:

Artikel 8 Explosieveiligheidsdocument

Bij het voldoen aan de verplichtingen van artikel 4 zorgt de werkgever ervoor dat er een document, hierna te noemen „explosieveiligheidsdocument”, wordt opgesteld en bijgehouden.

Uit het explosieveiligheidsdocument moet met name blijken:

  • dat de explosierisico’s geïdentificeerd en beoordeeld werden;
  • dat afdoende maatregelen genomen zullen worden om het doel van deze richtlijn te bereiken;
  • welke plaatsen overeenkomstig bijlage I in zones zijn ingedeeld;
  • op welke plaatsen de minimumvoorschriften van bijlage II van toepassing zijn;
  • dat de arbeidsplaatsen en arbeidsmiddelen, met inbegrip van de alarminstallaties, met de vereiste aandacht voor de veiligheid worden ontworpen, bediend en onderhouden;
  • dat overeenkomstig Richtlijn 89/655/EEG van de Raad (1), voorzorgsmaatregelen voor het veilig gebruik van de arbeidsmiddelen zijn getroffen.

De plaatsen die in zones moeten worden ingedeeld, kunnen zich dus ook in het inwendige van apparatuur bevinden.

inwendige ATEX zone bij een peddelmenger voor stoffen

In de gids op de ATEX 153 richtlijn wordt dit nog nader toegelicht:

2.2.3 Waar kan zich een explosieve atmosfeer voordoen?

Wanneer het ontstaan van een explosieve atmosfeer mogelijk is, moet worden vastgesteld waar deze zich op de werkplek en/of in de installatie voordoet teneinde het mogelijk gevaar te kunnen beperken.
Om dit te kunnen vaststellen dient wederom rekening te worden gehouden met de eigenschappen van de stoffen en de specifieke omstandigheden van de installaties, procestechniek en omgeving…

Ook de NPR 7910-2 (praktijkrichtlijn voor het vaststellen van zones) geeft aan dat er voor het inwendige van apparaten (stofomhullingen) een gevarenzone-indeling moet worden gemaakt.
Voor het inwendige van apparatuur is dus een zonering vereist, indien zich daar een gevaarlijke explosieve atmosfeer kan voordoen. Vanuit de NPR 7910-2 geldt deze indelingsplicht, wanneer meer dan 0,1 kg brandbaar stof (deeltjesgrootte kleiner dan 0,1 mm) aanwezig kan zijn.

De klasse van de inwendige zonering kan uiteraard nog door veel factoren worden beïnvloed. Uiteraard is het ook mogelijk om vast te stellen dat er inwendig geen zone aanwezig is, omdat er gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld inertisering.

Stofconcentratie bepaalt aanwezigheid explosieve atmosfeer

De stofconcentratie in een menger is sterk afhankelijk van de korrelgrootte-verdeling van de producten, de mengsnelheid en de vulgraad. Indien tijdens het mengen een constante explosieve atmosfeer aanwezig is, dient het inwendige als een zone 20 te worden beschouwd. In veel situaties zijn de stofconcentraties ofwel zeer hoog (boven UEL) of zeer laag (beneden LEL) en is een explosieve atmosfeer tijdens bedrijf niet aanwezig.

Tijdens het starten en stoppen kan wel een explosieve atmosfeer aanwezig zijn en zou ten minste een zone 21 moeten worden gedefinieerd. Bij de indeling van de inwendige zones dient goed naar de concentraties en de werking van de menger te worden gekeken.

In het verleden werd nog wel eens de vuistregel gehanteerd dat bij een vullingsgraad van meer dan 70% in een menger er geen sprake zou zijn van een explosieve atmosfeer. Nader onderzoek heeft echter uitgewezen dat dit niet altijd het geval is. Dus de vuistregel van 70% kan niet of onder zeer speciale condities worden toegepast.