Dient een preventiemedewerker ook kennis van ATEX te hebben?

Let op! Berichten kunnen verouderd zijn, controleer altijd de actuele wet- en regelgeving.

Op 13 september 2016 is door de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangenomen voor een wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in 2017. Een van de wijzigingen is onder andere de rol van de preventiemedewerker. De preventiemedewerker krijgt onder andere als taak om te adviseren aan en samen te werken met de bedrijfsarts en de andere arbodienstverleners. Het is belangrijk dat een preventiemedewerker ook mee kan denken en adviseren op het gebied van explosierisico’s. Voor een bedrijf met significante explosierisico’s zou het kennisniveau van de preventiemedewerker moeten liggen op dat van de IECEx05 module Ex 001 en 002.

Het hebben van IECEx persoonscertificeringen is geen wettelijke verplichting. De kennis kan ook zijn verkregen door praktijkervaring of anders gevolgde trainingen. Aan de andere kant geeft het IECEx systeem wel de mogelijkheid om aantoonbaar te maken dat het juiste kennisniveau is behaald, want het IECEx systeem bevat vastgestelde eindtermen en procedures voor examinering.

De trainingen die je bij IAB Ingenieurs volgt en ook de examens zijn beoordeeld door TÜV en voldoen aan de eindtermen die IECEx aan de modules en examens stelt.

Ex Module 001 is de zogenaamde basismodule. In deze module wordt het gehele spectrum van explosieveiligheid belicht. Zowel de ATEX zoneringen, de apparatuur, ventilatie, inspectie, onderhoud, etc. komt aan de orde.

Ex Module 002 gaat specifiek in op het vaststellen van gevarenzones. Voor de preventiemedewerker wordt de 002 module als zeer belangrijk geacht. In de praktijk komen we soms overmatige gevarenzones tegen, waardoor er onwerkbare situaties ontstaan. De preventiemedewerker kan meedenken en adviseren is de keuze van gevarenzones en de omvang van de zones.

Voor bedrijven met maximaal 25 medewerkers mag de de werkgever ook de taak van preventiemedewerker vervullen.

Arbowet artikel 13 Bijstand deskundige werknemers op het gebied van preventie en bescherming

  1. De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van deze wet bijstaan door een of meer deskundige werknemers. Indien in het bedrijf of de inrichting van de werkgever een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging is ingesteld, wordt de keuze voor de deskundige werknemer, bedoeld in de eerste zin, en diens positionering, bepaald met instemming van die ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Artikel 27, derde tot en met zesde lid, van de Wet op de ondernemingsraden is van overeenkomstige toepassing.
  2. Voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige personen.
  3. Indien er geen mogelijkheden zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door andere deskundige personen.
  4. De werknemers en de andere deskundige personen beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal, gedurende zoveel tijd beschikbaar en zodanig georganiseerd, dat zij de bijstand naar behoren kunnen verlenen.
  5. De werkgever stelt de werknemers in de gelegenheid de bijstand zelfstandig en onafhankelijk te verlenen. De werknemers worden uit hoofde van een juiste taakuitoefening niet benadeeld in hun positie in het bedrijf of de inrichting. Artikel 21, vierde zin, van de Wet op de ondernemingsraden is van overeenkomstige toepassing.
  6. De deskundige personen verlenen hun bijstand met behoud van hun zelfstandigheid en van hun onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever.
  7. Het verlenen van bijstand omvat in ieder geval:
    1. het verlenen van medewerking aan het verrichten en opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie als bedoeld in artikel 5;
    2. het adviseren aan onderscheidenlijk nauw samenwerken met de deskundige personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging, of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers, inzake de genomen en de te nemen maatregelen, gericht op een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid;
    3. de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in onderdeel b, dan wel de medewerking daaraan.
  8. Een afschrift van een advies als bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, wordt aan de werkgever gezonden.
  9. In de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, worden de maatregelen beschreven die nodig zijn om te voldoen aan het vierde en tiende lid.
  10. In afwijking van het eerste tot en met het derde lid, kunnen bij werkgevers met niet meer dan 25 werknemers de taken in het kader van de bijstand ook worden verricht door de werkgever zelf, indien deze natuurlijk persoon is, of door de directeur indien de werkgever rechtspersoon is, indien deze personen beschikken over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om deze taken naar behoren te vervullen.