In hoofdstuk 7 van de NPR 7910-1 is opgenomen dat bepaalde situaties niet als een mogelijke gevarenbron behoeven te worden gezien. In paragraaf 7.5.1 is dit omschreven. Situaties waarbij kan worden aangetoond, dat:
- Door goed ontwerp.
- Beproeving.
- Goede constructie, goed onderhoud en goede bedrijfsvoering de kans op vrijkomen van brandbare stof ook onder abnormale bedrijfsomstandigheden en bij storingen verwaarloosbaar klein is.
- De installatieonderdelen technisch dicht zijn.
- Periodieke controles op lekdichtheid zijn uitgevoerd.
- Wordt voldaan aan specifieke constructienormen.
- Er geen opeenhoping van vrijkomende brandbare stoffen kan plaatsvinden. Dus er moet voldoende ventilatie zijn. Zonder mechanische ventilatie dient de lucht minimaal één keer per uur te worden ververst.
Te denken valt onder andere aan:
- Flens-, schroefdraad- en knelverbindingen en appendages met een inwendige druk kleiner dan of gelijk aan 0,5 barg.
- Leidingen met flens-, schroefdraad- en knelverbindingen die niet of aan slechts zeer geringe procestemperatuurvariaties, drukstoten of trillingen worden blootgesteld.
In de praktijk kunnen we dit toepassen bij onder andere aardgasleidingen met geringe drukken. Mits aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan. Indien een aardgasleiding volgens de voorschriften is aangelegd en daarna goed wordt onderhouden en geïnspecteerd, dan is een ATEX zonering niet noodzakelijk. De voorschriften stonden vroeger in de NEN 2078, tegenwoordig staat dit in de NEN EN 15001 serie.
Een mogelijkheid om goede periodieke inspectie te doen op lekkages is bijvoorbeeld gebruik maken van ultrasone lekdetectie of een FLIR camera. Bij de ultrasone lekdetectie is een drukverschil nodig van circa minimaal 0,3 bar, zodat er genoeg trillingen ontstaan in het ultrasone gebied, zodat dit gedetecteerd kan worden. Dit kan bij aardgasleidingen met geringe drukken dan wat lastiger zijn. Een FLIR camera kan visueel gaslekkages detecteren door gebruik te maken van infrarood absorptie.
Zodra dus kan worden aangetoond dat er geen sprake is van een gevarenbron, is een zonering niet noodzakelijk. In de praktijk is in de regel geen zonering noodzakelijk bij aardgasleidingen naar heaters of stoomketels.